De geschiedenis van het orgel begint in de Koepelkerk. Deze kerk, de voorganger van de Grote Kerk, werd in 1854 in gebruik genomen. Pas in 1881 werd daar een 8 stemmen tellend orgel in gebruik genomen van de orgelbouwer Meyer. Al na enkele weken kwam men tot de conclusie dat dit orgel veel te weinig draagkracht had om 800 kerkgangers te kunnen begeleiden. Het nieuwe orgel dat Meyer daarna bouwde had twee klavieren en een aangehangen pedaal en werd ingewijd op 16 mei 1882. De Koepelkerk heeft door vochtproblemen slechts 44 jaar aan de Cortgene gestaan en moest in 1898 afgebroken worden wegens de te zwakke constructie. Toen de Grote Kerk in 1899 klaar was is het orgel opgebouwd op de huidige plaats. De Grote Kerk telde na de bouw 1300 zitplaatsen; het voor de Koepelkerk gebouwde orgel werd al snel als te klein ervaren. In 1903 breidde J. T. Kerper te Gouda, Piano- en Orgelhandel, het orgel uit met een Trompet en een Mixtuur op het hoofdwerk, een Vox Humana op het bovenwerk en werd de Cornet uitgebreid. In 1917 verving dezelfde orgelmaker de klavieren. Negen jaar later kreeg het een elektrische windmotor.

Omdat ds. Groenewegen in 1939 de noodklok luidde over de staat van het orgel kreeg Firma Van Leeuwen uit Leiderdorp de opdracht voor restauratie en uitbreiding. Hij plaatste een zinken Prestant, een pedaal met pneumatische lade met daarop drie stemmen. De Bourdon 16' werd voor zover het de houten pijpen betrof van zijn oorspronkelijke plaats tussen lade en front weggehaald en opgesteld aan de Cis-kant van de hoofdwerklade. Om er ruimte voor te maken werd de kast aan die zijde uitgebreid en het front met een loos veldje verbreed. Voor de symmetrie kreeg de andere kant ook een loos veld. Het bovenwerk werd uitgebreid met een zinken Hoorn-Prestant 8'. Ook werd de met de hand bediende pompinstallatie verwijderd en werden de speeltafel en registerknoppen gemoderniseerd.

Reeds in 1960 begon het instrument -ook al door lekkages in het dak van de kerk- alweer gebreken te vertonen. In 1977 zwijgt het instrument -voorlopig- voorgoed. Gedacht wordt aan een nieuw instrument, maar later -door de invloed van Klaas Bolt- kiest men gelukkig voor restauratie. In 1980 begint Reil aan de demontage. De volgende zaken worden aangepakt: De Hoorn-Prestant vervalt, de Bourdon 16' kan weer achter het front, dus de verbreding vervalt; de houten pijpen van Bourdon 16' worden vernieuwd. De complete Meyer-kast wordt gereviseerd en er wordt een nieuwe pedaalkast met 3 nieuwe houten registers geplaatst op een mechanische pedaallade. Het in de loop der tijden verloren gegane ornamentswerk wordt opnieuw vervaardigd en op de torens worden nieuwe beelden geplaatst. Het front krijgt nieuwe pijpen en de laden en het regeerwerk worden geheel gereviseerd. Op het hoofdwerk komt een nieuwe Trompet en een nieuwe Mixtuur 2-3sterk in de bas. De Cornet wordt weer 3sterk en wordt tevens weer op de lade gezet. Op het bovenwerk komt een nieuwe Dulciaan 8’. In 2011 voerde Orgelmaker Reil groot onderhoud uit. Daarbij werd op wens van de organisten de Mixtuur uitgebreid met een 4-stemmig koor op de discant, de Cornet werd daarbij opgebankt. Tevens kregen de Mixtuur en de Trompet 8’ bas- en discantregisters. In 2012 is er een samenzang cd verschenen t.b.v. het zendingsechtpaar Van Horssen-Den Hoed, waarop het gerestaureerde orgel in volle glans is te beluisteren.

De dispositie van het Meijer 1881 / Reil-orgel (1981)

Hoofdwerk
Bourdon 16
Prestant 8
Holpijp 8
Gemshoorn 8
Octaaf 4
Fluit 4
Quint 2 2/3
Octaaf 2
Mixtuur 2-3 st. B/D
Cornet 3 st. D
Trompet 8 B/D

Bovenwerk
Roerfluit 8
Viola 8
Salicionaal 4
Flute travers 4
Woudfluit 2
Dulciaan 8
tremulant

Pedaal
Subbas 16
Octaafbas 8
Bazuin 16


Koppels: I + II, P + I


Uitgebreide informatie kunt u opvragen bij de organist van de kerk: hoofdorganist@kerkenpad.nl